dinsdag, 3 juli 2018
Gisteren
bereikte mij het droevige bericht over jou en het was de zoveelste schok om te
verwerken.
Ik had al zo’n
depridag en toen kwam dat er ook nog bovenop. Ik moest aan je denken hoe je
daar in datzelfde ziekenhuis net als ik ook heb gevochten voor je leven. En ik
hoop dat je daar in je laatste uurtjes verzorgd bent door die zorgzame Paul die
– het kan niet anders – zijn werk daar zo uit roeping doet.
Zoveel
herinneringen schieten door mijn hoofd. Hoe we als kleine Rotterdamse schoffies
op onze autoped (jij had een rode en ik een blauwe) heel Rotterdam doorcrosten
en dat ging met een snelheid waar een Porsche niets bij was en iedereen moest
dan ook regelmatig voor ons opzij springen. We reden zwart mee op de tram en
verstopten ons dan in de achtercabine en naar mijn weten zijn we nooit gepakt.
We gingen helpen in het restaurant waar je moeder schoonmaakte en dan moesten
we daar in een tuintje hele emmers uien en aardappelen schillen en/of bergen
afwas en daar werden we dan luxe voor betaald in de vorm van een ijsje en/of
een dubbeltje. Toen mijn moeder erachter kwam waar ik uithing noemde ze het
slavenarbeid en lekkere goedkope arbeidskrachten en mocht ik er niet meer
komen. Maar we gingen toch vaak stiekem, want de verleiding van een lekker
ijsje was natuurlijk niet te weerstaan.
We zochten
overal werk en geld. Zo gingen we de stratenmakers helpen bij het Rotterdam CS.
Wij kregen dan ook zo’n rubberen hamer en mochten ook straatstenen leggen
(moesten ze naderhand natuurlijk allemaal weer overdoen) en na afloop kregen we
dan een warme mok chocolademelk van de stratenmakers in hun keet en een
dubbeltje. Nog altijd kan ik met trots vertellen hoe ik heb meegeholpen aan het
CS Rotterdam. Als we wat verdiend hadden gingen we ook regelmatig met het
pontje over naar Rotterdam Zuid, want we waren voortdurend op verkenningstocht
door heel Rotterdam en vooral bouwterreinen trokken al gauw altijd onze
aandacht, want dat was natuurlijk een Walhalla om te spelen. Zo ben ik nog eens
in een cementput gevallen toen we zo nodig evenwichtsbalkje moesten spelen op
de rand ervan en jouw moeder heeft toen nog mijn kleding uitgewassen en mij
weer toonbaar gemaakt.
Hoe
onmogelijk dat ook was, we probeerden altijd het beeld van Zadkine en het boegbeeld
te beklimmen. Ik weet ook nog hoe we eens met ieder een blik op het idee kwamen
om geld op te halen voor de kinderen in Congo. En ongelooflijk, we haalden toch
zo’n zestig gulden op en niemand vroeg zich af of dat wel legaal was! Maar bij
thuiskomst vond jouw moeder het toch een beter idee het geld over te maken naar
een invalide meisje dat een rolstoel nodig had.
Later moest
ik door financiële omstandigheden thuis een paar jaar bij mijn vader wonen en
daar kon ik alleen nog maar dromen van alle avonturen die we beleefd hadden en
nog hadden willen beleven. Alleen in de vakanties konden we naar elkaar toe en
pas op de leeftijd van 15 jaar kon ik weer terugkeren naar mijn geliefde
Rotterdam. We kregen al gauw allebei verkering en toen groeiden we tijdelijk uit elkaar, hadden we uiteraard
meer aandacht voor onze vriendjes dan voor elkaar. En de jaren dat ik weg was
had je ook alweer een andere vriendin gemaakt en daar hoorde ik niet zo bij
thuis en dat heeft mij toen wel verdriet gedaan, maar ik begreep het wel. Een
paar jaar zagen we elkaar niet meer totdat jij mij opspoorde via wijkvereniging
Cool en zo kwamen we weer in contact met elkaar en sindsdien zijn we elkaar
niet meer uit het oog verloren.
Door jouw
gezondheidstoestand konden we elkaar niet veel bezoeken, maar we hielden altijd
telefonisch of per email of FB contact. En je was er op het afscheid van mijn
moeder en ik was er toen jouw moeder in het ziekenhuis lag met een gebroken
heup.
Toen we
klein waren, maakten we ook altijd plannen voor later. Jij wilde twee kinderen
later en ik – schrikken – zes. Nou, dat was jou een beetje teveel, maar mij
leek het wel wat. Hoe ironisch, zowel jij als ik hebben door omstandigheden
nooit kinderen gekregen en ook ons liefdesleven liep bijna synchroon en ook
daarin vonden we nooit echt het geluk.
Ook onze
gezondheid liet ons al gauw in de steek. Jij werd longpatiënt en ik ook en onze
levens werden een stuk beperkter.
Een paar
dagen geleden hebben we nog contact gehad, probeerde jij mij steeds te
motiveren te blijven vechten. Steeds weer zei je me ‘we gaan voor de hoop,
Ingrid’. En dat bewonderde ik zo in jou. Ondanks alles bleef je altijd
positief, bleef je overal het goede van inzien en wist je alles altijd te
rechtvaardigen.
Mijn lieve
vriendin, ik kan alleen maar wensen dat je eindelijk je welverdiende rust hebt
gevonden, dat je eindelijk weer in vrijheid kan ademen, dat je waar dan ook
eindelijk gelukkig mag zijn en beloond zal worden voor de unieke persoon die je
was en wie weet zien we elkaar al gauw weer terug.
Ik zal je
missen, lieverd, ik zal je zo missen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten