Maandag, 20 mei 2019
Sinds
gisteren bonst mijn hart weer in mijn keel. Morgen weer voor de scan en dan
weer afwachten wat de uitslag wordt. Heb de laatste dagen wel weer kriebelende hoestbuien,
maar dat kan natuurlijk ook een kou zijn of aan mijn COPD liggen. In elk geval
positief blijven!
Wel
is dat heel moeilijk nu ik weer in spanning moet zitten en ook om het feit dat
Suzettes levensjaar nadert. Op 28 mei a.s. zou ze jarig zijn en ik moet steeds
maar aan haar denken. Hoe ik samen nog met haar achter haar computer zat omdat
ze zelf de muziek wilde uitzoeken voor haar afscheid en ze wilde weten wat ik
er van vond. Maar natuurlijk moest ze zelf haar keuze maken en dat zei ik haar
ook. Ik zie haar nog zitten, toen nog met allemaal vlashaartjes omdat haar haar
aan het uitvallen was. De kapster had nog wat laten zitten omdat ze er dan
langzaam aan kon wennen, maar dat had ze beter niet kunnen doen, want al die
haartjes die er in veelvoud uitvielen, dat was nu niet bepaald opwekkend voor haar.
Dan zie ik haar weer in bed liggen, helemaal kaal geworden, zo mager en zo
broos en net als haar moeder toen zo zonder klagen. Verdragen, alleen maar
verdragen.
Hoe
ziek en beroerd ik zelf was van al mijn behandelingen, ik ging elke dag naar
haar toe. Elke minuut nog met haar was immers belangrijk. Ze had de kerst nog
mee willen maken en voor één keer nog haar verjaardag, maar zelfs dat was haar
niet toegestaan. Ik kan er niets aan doen, maar ik voel me helaas toch in een
depressie zitten. Ik denk gewoon dat ik teveel heb willen vluchten in allerlei
bezigheden en afleiding en dat alle ellendige gebeurtenissen van de laatste
maanden zich nu wreken. Het ergste is dat ik nergens meer in kan geloven, niet
in een God, niet meer in wonderen, niet meer in de dag van morgen. Alles wat
mij dierbaar was ben ik kwijtgeraakt en ik vraag me steeds meer af waarom ik
nog moet vechten? Het lijkt allemaal zo simpel wat mensen zeggen om je op te
beuren ‘je moet zus doen, je moet zo doen, misschien moet je zus, misschien zo.’
Allemaal goed bedoeld natuurlijk, want wat moeten ze anders zeggen ‘hang je
maar meteen op’. Maar het werkt helaas niet zo simpel allemaal.
Je
probeert weg te vluchten van al die kwellende beelden die zich als een eindeloze
herhaling op het doek van je gedachten afspelen, maar dan lijkt het alleen maar
of ze versterkt terugkomen. Mijn moeder,
mijn zus, mijn beste vriendinnen die ik ook nog ben kwijtgeraakt in korte tijd,
ik wil ze nog zoveel vertellen en vragen, maar waarheen nu met je verhalen en
al je vragen?
Nog
altijd krijst die machteloosheid in mij, beseffen hoe klein mens je eigenlijk
bent. Dat je niets hebt kunnen doen om je dierbaren te beschermen, al hun
lijden ongedaan te maken, alles van ze over te nemen. Alleen maar hun hand
vasthouden en ze laten weten dat je er was, dat was alles, het minimale dat je
kon doen.
Het
is stil geworden, zo vreselijk doodstil zonder hen. Steeds weer wil je ze
bellen, dan weer beseffend dat dat niet meer kan, nooit meer.
Het
voelt als in een bootje zitten zonder roeispanen op een veel te ruwe zee.
En
ik ben bang geworden, doodsbang voor elke nieuwe dag. Wat hangt er dan nog meer
boven mijn hoofd aan ellende, wat staat mij nog meer te wachten aan
vuilniszakken vol troep? Ja, je moet positief blijven, ik weet het allemaal,
maar dat is verdomd moeilijk als je achter elkaar zoveel tegenslagen en
verdriet hebt moeten verwerken.
Na
de scan moet ik morgen ook meteen door naar de internist voor mijn schildklier,
maar dat is gelukkig in hetzelfde ziekenhuis, dus dat kan achter elkaar. Al met
al wordt het dus weer een wittejassendag morgen.
Mijn
huishoudelijke hulp is er en die is gelukkig altijd wel gezellig en kunnen we
samen toch nog even lachen. Ik kijk naar buiten, sombere dag weer, bah!
Straks
nog even naar de Lidl, want heb hoognodig natte schoonmaakdoekjes nodig. Daarna
weer aan de contactlenzen, waar het nu wonderwel goed meegaat. Maar of ik er
mee aan de gang blijf in de toekomst, ik betwijfel het.