zondag, 14 oktober 2018
Weer werd ik wakker vanmorgen en je
spookte meteen door mijn wanhopige en warrige hoofd. En waar kan ik schuilen
voor elke ellendige dag die weer komt?
Ik wil bellen hoe het met je gaat,
maar dan ben ik zo bang te horen dat het nog slechter met je gaat en dat je
weer meer pijn hebt.
Als ik bij je ben, dan kan ik niets
anders doen dan je hand vasthouden of je al broze huid strelen en je zeggen
hoeveel ik van je hou.
En jij ligt daar alleen maar met
zoveel pijn en onder de verdovende medicijnen, zo stilletjes en als altijd zo
bescheiden en zonder klagen. En soms, soms maak je zelfs nog een grapje en soms
zing je heel even.
Ach lieverd, ik zou met je willen
ruilen opdat je misschien nog een kans zou maken, maar wie ben ik dan? Zo een
nietig, klein mens die alleen maar machteloos kan toezien hoe ze het weinige,
zo dierbare, zal moeten verliezen.
Niets is je nog gegund dan alleen
maar moeten lijden. Je had nog zo graag een laatste cruise willen maken, een
laatste keer uit eten willen gaan met ons drietjes, maar zelfs die bescheiden
wensen werden je niet toegestaan.
Ik kan je niet vertellen hoeveel
verdriet het me doet je zo te zien. Binnen een mum van tijd werd je
ongeneeslijk ziek en konden ze zo goed als niets meer voor je doen.
Onze wereld
stortte als onder het geweld van mokerslagen in elkaar en sindsdien heeft voor
mij de zon niet meer geschenen.
En ik weet niet meer hoe het allemaal
moet. Ik heb zoveel verscheurend verdriet om jou, maak me grote zorgen om Jan
en dan moet ik ook nog met ingang van woensdag elke dag op een neer en acht
weken lang naar Dordrecht voor mijn bestralingen.
Het lijkt allemaal 1 grote
nachtmerrie waar geen einde aan komt.
Niets doet er nog toe, niets is nog
belangrijk, niets lijkt nog zin te hebben.
Soms stel ik me al voor hoe het zal
zijn zonder jou, hoe ik moet omgaan met de leegte, het niet meer kunnen
babbelen met jou, met het niet meer langs je kunnen gaan, je niet meer kunnen
bellen, nooit meer met je kunnen lachen. Dan word ik gewoonweg al overvallen
door wanhoop en radeloosheid.
Ik kan je nog lang niet missen,
lieverd, maar ik wil ook niet dat je zo verschrikkelijk moet lijden en ik
steeds meer moet toezien hoe je verwordt tot een zo teer, hoopje mens.
Het leven is nooit lief voor ons
geweest, maar dat het ons nu ook nog als laatste dessert zo wreed en genadeloos
moet treffen, ik vind dat zo gemeen eigenlijk. We hebben altijd getracht het
goede te doen en alhoewel we vaak door weinigen echt werden verstaan, hebben we
toch altijd ons uiterste best gedaan het juiste te doen. En wat hebben we dan zo misdaan dat het lot ons zo genadeloos moet treffen?
Hoeveel sobere dagen mag je nog bij
ons blijven, hoeveel kostbare uren nog, lieve zus? Met mijn tranen om jou is zo
langzamerhand een hele oceaan te vullen. En ik hou ze niet tegen, want ze
blijven maar komen en stromen.
O, ik zou willen dat ik wonderen kon doen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten