donderdag 7 november 2019

ALWEER EEN JAAR GELEDEN


donderdag, 7 november 2019

Lieve grote zus,

Vandaag, precies een jaar geleden  stierf je om ca 09.00 uur ’s morgens.
Je hebt toen je ogen voorgoed gesloten nadat ik nog bij je was geweest om 08.00 uur. Je ademde toen al zo snel en ik had moeten beseffen dat je bezig was met je afscheid van deze wereld. Ik had je nog gezegd dat ik naar mijn bestraling moest en dat ik daarna zou snel mogelijk weer bij je terug zou komen.
Je hebt niet meer op me kunnen wachten, lieverd, en daar in de wachtkamer van het ziekenhuis moest ik horen hoe je net overleden was.

Wat ging er in je om, lieve zus, de laatste weken van je leven?
Was je wanhopig, verdrietig, bang?
Ik weet het niet, vroeg je zo vaak zoveel dingen en sprak zoveel tegen je, vooral wat je voor mij betekende en hoeveel ik van je hield. Ik wilde je alles zeggen, omdat ik wilde dat het niet te laat zou zijn om te zeggen wat ik je nog wilde zeggen. Je reageerde altijd zo bedeesd, alsof je bang was je uit te spreken. Slechts 1x keer besefte ik wat het voor je betekende. Toen ik voor de zoveelste keer  zei hoeveel ik van je hield en je zo ontzettend zou missen als je er niet meer was. Je borg je hoofd in je kussen en ik vroeg waarom je dat deed en je zei ‘omdat ik anders huilen moet’. En mijn hart huilde, lieve zus, en voelde zo een diepe, machteloze pijn.
Ik zei je dat je huilen mocht en je jezelf niet hoefde te verbergen voor je tranen, maar je hoofd bleef verscholen in dat kussen. Je leek zoveel op mama, nooit klagen, altijd dapper zijn en bescheiden.
Ik probeerde nog grapjes met je te maken en dan moest je er nog om lachen en als ik binnenkwam, dan was er die kleine, lieve glimlach om je mond die mij toonde dat je blij was mij te zien.
Dan ging ik naast je bed zitten, nam je hand in de mijne en streelde vaak je kale hoofd met de kleine stoppeltjes. Ook dat deed me zo pijn, dat je al je mooie haar kwijt was en je koppie opeens zo klein en mager leek. Dan zei ik dat je haar vast weer aan het groeien was omdat ik al stoppeltjes voelde.
De laatste dagen van je leven kon ik geen contact meer met je krijgen. Je was al in een coma en reageerde nergens meer op. Maar ik bleef tegen je praten, in de hoop dat je alles nog kon horen.

Ik herinner mij hoe je als grote zus mij mijn hele leven hebt beschermd , hoe je voor me opkwam als ik door iemand geslagen werd, als een tijger was je dan dat opkwam voor haar jong.
We kregen zo een hechte band in onze zo moeilijke en trieste jeugdjaren en door alle tragedies in ons leven. Dat smeedde zo’n hechte band tussen mama en jou en mij. We waren  er altijd voor elkaar, altijd. Jij leerde mij mijn veters strikken, mijn naam te schrijven, al was het dan met een k en op het eind een t en jij stond daar als klein, trots moedertje tussen al die grote moeders op mij te wachten bij de kleuterschool.

En toen mama was gestorven was je nog de enige waar ik mijn toevlucht kon zoeken wanneer het even niet goed met me ging. Je was er altijd met je wijze raad, je rustige houding, je frisse kijk op de omstandigheden waarin ik kon verkeren.
Jij, altijd weer mijn baken in ruwe zee.

Ach, lieve zus, niemand, niemand zal ooit weten wat er in mij omging toen ik je kwijtraakte. Een afgrijselijke schreeuw van machteloosheid die door heel mijn innerlijk ging als messen. Dezelfde pijn die ik voelde toen mama ons verliet.

Zo vaak voel ik mij in een bootje zonder roeispanen op veel te hoge golven en nergens is dan een baken, nergens licht. Dan denk ik aan jou en aan mama en probeer ik mij voor de geest te halen wat jullie mij zouden zeggen, welke richting jullie mij zouden wijzen en probeer ik me mee te laten drijven op de stroom van het leven.  
Ik mis jullie, ik mis jullie zo verchrikkelijk.